Hoe meet je eenzaamheid? Dit hangt af van het doel dat je wilt bereiken. Wil je weten hoe het met een bepaald persoon is gesteld of wil je weten hoe eenzaamheid verdeeld is over de bevolking?
Kan je eenzaamheid meten?
Je kunt eenzaamheid op verschillende manieren meten. Je kunt het individueel willen meten, of in een bepaalde bevolkingsgroep, of in een bepaald gebied. Elk doel heeft een andere meetmethode.
Prevalentie
De manier waarbij je wilt weten welk percentage van een bevolking zich eenzaam voelt, meet je met een steekproef. Je meet dan met behulp van vragenlijsten hoe het ermee staat. (Je meet de prevalentie).
Als je dit wilt weten wil je misschien ook weten in welk geografisch gebied eenzaamheid speelt, of wil je er achter komen of eenzaamheid samen gaat met andere verschijnselen, zoals ziekte, besteedbaar inkomen of andere elementen. Wil je weten of er een bepaalde ontwikkeling in de tijd plaatsvindt, dan moet je dit soort metingen regelmatig opnieuw doen.
Individuele meting
Een andere vorm van meting is dat je nagaat hoe het met iemand zelf is gesteld. Je kunt dan onderzoeken in welke mate iemand zich eenzaam voelt. Door dezelfde vragen te stellen kun je vergelijken hoe iemand ervoor staat in verhouding tot anderen. (Je meet de subjectieve eenzaamheid).
Misschien is de beste manier om eenzaamheid te meten de zg. ego-gecentreerde meting van eenzaamheid. Je doet dat door simpelweg iemand te vragen oef ie zich eenzaam voelt. Lang niet iedereen weet de eigen gevoelens onder woorden te brengen en zo kun je dus niet komen tot een redelijk objectieve inschatting.
Voor onderzoeksdoeleinden is deze vorm van meting dan ook niet geschikt. Maar voor hulpverlening zou het zinloos zijn om andere metingen te gebruiken. Mensen willen alleen geholpen worden als ze hun probleem onderkennen. Of iemand ‘objectief eenzaam is’ heeft daar dus niet zo veel zin. Dat wil zeggen, zolang we mensen geen hulp willen opdringen.
Diagnostische meting
Een bijzondere vorm van meten is nagaan hoe het is gesteld met iemands eenzaamheid, met toevoeging van bijzondere vragen die je op het spoor brengen van de oorzaak en dus ook van een mogelijke aanpak. Dat kan bijvoorbeeld met de Diagnostische Eenzaamheidsvragenlijst, zoals die is ontwikkeld door Jeannette Rijks voor de praktijk van de hulpverlening.
Waar meet je mee?
Om te meten hoe veel mensen zich eenzaam voelen (prevalentie) is in Nederland veel gebruik gemaakt van de zg. eenzaamheidsschaal, ook wel gemis-intensiteitsschaal genoemd. Dit is een meetinstrument dat is ontwikkeld in Nederland door De Jong-Gierveld en Van Tilburg, om erachter te komen hoeveel mensen zich eenzaam voelen.
Dit meetinstrument is nadrukkelijk niet bedoeld om te meten ‘hoe eenzaam iemand is’. Uitgangspunt is dat men eenzaamheid beschouwt als ‘het ervaren verschil tussen aanwezige en gewenste contacten’. Zo weten we dat in Nederland ca. 40% van alle mensen dat gemis te vaak voelt en dat ca. 10% zich ernstig eenzaam voelt.
Sociale en emotionele eenzaamheid
Bij de eenzaamheidsschaal wordt onderscheid gemaakt tussen sociale en emotionele eenzaamheid, een concept van Weiss uit 1973. Het is nooit de bedoeling geweest met deze schaal mensen in hokjes van ‘sociaal eenzaam ‘of ’emotioneel eenzaam’ te duwen.
Engelssprekende wereld
Een ander wetenschappelijk verantwoord instrument dat wereldwijd veel wordt gebruikt is de UCLA (University of California, Los Angeles) loneliness scale. Dit meetinstrument is bedoeld om te meten hoe sterk eenzaam iemand zich voelt. Het is dus bedoeld om de subjectieve eenzaamheid te meten, en als je dit gebruikt in steekproven, meet het uiteraard ook de prevalentie. In Nederland is geen vergelijkbaar instrument voorhanden.
Tendens
De cijfers over eenzaamheid laten al jaren aan duidelijkheid niets te wensen over. De grote aantallen mensen die zich langdurig of te vaak eenzaam voelen bevinden zich niet zo zeer onder de ouderen, maar veel meer in de leeftijdsgroep tussen de 30 en 65 jaar.
Eenzaamheid blijkt niet toe te nemen, er is zelfs een lichte tendens naar afname. Daarbij gaat het nog steeds om enorm grote aantallen mensen die zich eenzaam voelen. In Nederland voelen meer dan anderhalf miljoen mensen zich chronisch eenzaam.
Voor wetenschappers is het belangrijk eenzaamheid zodanig te meten dat je zeker weet dat je meet wat je wilt weten. Bovendien dat je als je de meting herhaalt, je ook steeds dezelfde uitkomsten krijgt.
Praktijk
In de praktijk van de hulpverlening staat een ander belang voorop: weten hoe een cliënt het best te helpen is. Daar is zuiver meten minder relevant. Het kan zelfs zinvol zijn een meetinstrument zo te maken dat de cliënt al een vorm van hulp krijgt door de gestelde vragen. Om de juiste hulp te bieden is het wel nodig te weten welk probleem er speelt. Het allereenvoudigst is het om dat gewoon aan de cliënt te vragen.
Een mooi overzicht van de cijfers vind je op de website van de overheid. Daar is alle informatie over eenzaamheid in Nederland te vinden. Daar komt ook dit heldere plaatje vandaan:
Andere landen
Eenzaamheid is geen lokaal probleem, of een probleem van de westerse wereld. Overal op de wereld maken mensen zich terecht zorgen over eenzaamheid, die wel in de 21e eeuw ontdekt lijkt te zijn. Overal waar eenzaamheid wordt gemeten, komt er aandacht voor in de media, waardoor het wel lijkt of er een epidemie van eenzaamheid is.
De epidemie is er wel, maar het is een epidemie van aandacht voor eenzaamheid, waardoor het lijkt of het onstuitbare vormen aanneemt.
Aan de ene kant is het goed om dat te relativeren, anderzijds moet je wel beseffen dat iets waar zo’n 40% van de mensheid aan lijdt een ongelofelijk grote invloed heeft op de gezondheid van bijna de helft van de wereldbevolking.
Hoe meet je eenzaamheid is daarom een heel relevante vraag.