Wie is het meest eenzaam, waar zit de grootste risicogroep, wie heeft er last van eenzaamheid? De cijfers.
Eenzaamheid in cijfers
Al ruim vijftig jaar worden in Nederland mensen ondervraagd over hun eenzaamheid. Gemeenten hebben de opdracht de gezondheid van hun inwoners te bevorderen en om die gezondheid te meten wordt regelmatig onderzoek gedaan. Een van de dingen die daarbij aandacht heeft is eenzaamheid. Dit onderzoek wordt voornamelijk uitgevoerd door de regionale GGD-en in hun gezondheidsmonitor. Door het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) worden deze gegevens bewerkt en gepresenteerd. Zo krijgen we eenzaamheid in cijfers te zien.
Het RIVM heeft cijfers over gezondheid en leefstijl berekend voor alle wijken en buurten in Nederland op basis van de ruim 457.000 respondenten van de Gezondheidsmonitor volwassenen 2016 van GGD’en, CBS en RIVM. Omdat er vaak te weinig respondenten per wijk of buurt zijn, gebruikt het RIVM een model waarmee de cijfers berekend kunnen worden. Dit zijn zogenaamde kleine-domeinschatters.
De gegevens van het RIVM zie je op hun website gepresenteerd.
De jongste cijfers
Eenzaamheid in cijfers is al mooi, maar in beeld is het nog mooier. Het RIVM, waar dit plaatje vandaan komt, laat zien hoe het met eenzaamheid staat per gemeente, wijk en buurt. De laatste gegevens zijn in 2022 gepubliceerd en betreffen 2020. Te verwachten is dat als gevolg van de isolatiemaatregelen uit de Corona periode er meer eenzaamheid zal optreden in de jaren erna. De vraag is of dit een tijdelijke verhoging betreft of dat het lange termijn effecten zullen zijn dat meer mensen last hebben van chronische eenzaamheid.
In 2012 is in opdracht van het Leger des Heils onderzoek gedaan naar (onder meer) eenzaamheid. Hieruit blijkt dat eenzaamheid een groeiend probleem is. Sinds 2008 is het percentage mensen dat aangeeft eenzaam te zijn met 5% gestegen. Het zijn in dit onderzoek juist jongeren van 18 tot en met 24 jaar die vaker aangeven dat ze zich eenzaam voelen. Ouderen in de leeftijd van 65 tot 70 jaar voelen zich in tegenstelling tot wat vaak wordt gedacht, minder eenzaam.
Dit beeld is de afgelopen jaren steeds duidelijker geworden. Onderzoek van Shovestul et al uit 2020 laat zien dat eenzaamheid piekt op de leeftijd van 19 jaar, om daarna langzaam af te nemen. Uit allerlei onderzoek blijkt dat mensen gelukkiger worden naarmate ze ouder worden. Heel cru zou je ook kunnen zeggen dat veel mensen met chronische eenzaamheid eenvoudigweg niet zo oud worden.
CBS
Het CBS heeft een eigen meetinstrument voor eenzaamheid gemaakt. Op basis daarvan komt het CBS met heel andere eenzaamheid in cijfers op de proppen. Je kunt het hier zien. Internationaal zou je ons land kunnen vergelijken met Duitsland en de Scandinavische landen. Helaas zijn die getallen slecht vergelijkbaar. Het ene land geeft vooral aandacht aan jongeren, het andere meet alleen eenzaamheid bij mensen boven de 49 en vaak wordt eenzaamheid verward met sociaal isolement, wat iets totaal anders is.
Rijksoverheid
Hoewel de overheid in haar programma tot 2022 uitsluitend aandacht (lees: geld) heeft voor eenzaamheid bij ouderen, is de omvang van het probleem vele malen groter bij mensen onder de 75. Kijk je naar de percentages, dan zou je kunnen denken dat eenzaamheid een ouderenprobleem is. Kijk je ietsje verder en neem je de bevolkingsopbouw mee in je gedachten (hieronder) dan kun je niet anders dan tot de conclusie komen dat het grootste probleem van eenzaamheid niet bij ouderen zit.
Let op: de grafiek is duidelijk, boven de 75 is het percentage mensen met last van eenzaamheid het grootst. Toch geeft dat een vertekend beeld van de problematiek. Het absolute aantal mensen jonger dan 75 die last hebben van eenzaamheid is vele malen hoger dan het aantal ouderen. Er zijn namelijk veel meer mensen onder de 75 dan 75-plussers. Dat is goed te zien in onderstaand figuur van de bevolkingsopbouw van Nederland in 2016.
Enkele conclusies:
- eenzaamheid komt op alle leeftijden voor
- bij ouderen op zeer hoge leeftijd is ernstige eenzaamheid meer aanwezig dan bij jongeren
- van eenzaamheid bij kinderen weten we erg weinig
Grof gezegd staan er dus achter elke oudere die zich eenzaam voelt tien mensen met een lagere leeftijd die zich net zo eenzaam voelen. Daarachter staan nog eens kinderen die helemaal niet gezien worden. Want eenzaamheid wordt niet gemeten bij kinderen. En dat terwijl eenzaamheid in de wieg begint.
Tientallen jaren
Veertig jaar Nederlands onderzoek levert een genuanceerd beeld op van eenzaamheid in cijfers. Eenzaamheid zou (zeer licht) afnemen, al blijft het aantal mensen dat zich eenzaam voelt nog steeds hoog. (Van Tilburg, Th. in Th. van Tilburg en J. de Jong – Gierveld (red): Zicht op eenzaamheid (2007) Assen, Van Gorcum).
Een mogelijke verklaring is dat mensen tegenwoordig eerder durven toe te geven dat zij zich eenzaam voelen, terwijl hier voorheen meer een taboe op zou rusten. Een andere verklaring zou zijn, dat steeds meer mensen zijn voorbereid op een leven als alleenstaande, waardoor mensen ofwel minder hoge verwachtingen hebben ofwel op andere manieren hun verbinding met anderen vormgeven.
In de terminologie van het RIVM (2012):
Ongeveer 30% van de Nederlanders is eenzaam
Ongeveer 30% van de Nederlanders, dat wil zeggen 3,5 miljoen op een totaal van ruim 12 miljoen volwassenen, is eenzaam. Van deze eenzamen is ongeveer 20% matig eenzaam en 10% sterk eenzaam. Omgerekend naar de volwassen bevolking is dat iets meer dan 1 miljoen sterk eenzame mensen (Van Tilburg, 2007c).’
Internationaal
Heel kort: Nederland doet het zo slecht nog niet. De gegevens van ouderen en eenzaamheid worden internationaal verzameld. Er heerst nog het beeld dat eenzaamheid een ouderenprobleem is, waardoor het ontbreekt aan gegevens van alle leeftijden. Van de website volksgezondheidenzorg.info komt het volgende figuur:
We doen het hier dus zo slecht nog niet. Helder is dat in landen waar mensen meer individueel ontwikkeld zijn, de ervaren eenzaamheid aanmerkelijk minder is dan in landen waar traditioneel met meer generaties wordt samen geleefd. Al lijkt dit onwaarschijnlijk, we mogen dit gerust aannemen. Want zelfs als we de internationale gegevens niet een op een naast elkaar mogen leggen, waardoor eenzaamheid in cijfers niet precies vergelijkbaar is, dan nog is de tendens duidelijk.
Risicogroepen
Hoewel het verleidelijk in uit cijfers en metingen risicogroepen te halen, is het slimmer om te kijken naar de mogelijke oorzaken en in stand houdende factoren van eenzaamheid. Daarvoor moet je terug naar de basis: Wat zijn oorzaken en gevolgen van eenzaamheid. Die vind je hier.