Bij het zoeken naar wat eenzaamheid is, waren Peplau en Perlman bij de eersten die een theorie formuleerden. In hun boek “Loneliness: a sourcebook of current theory and research and therapy” (1982) wordt de cognitieve discrepantietheorie voor het eerst geopperd. Een discrepantie is een uiteenlopen, een afwijking. Hier gaat het over de afwijking tussen het gewenste netwerk en het feitelijk aanwezige netwerk van een individu met betrekking tot gevoelens van eenzaamheid, het zogenaamde ‘afwijkende model van eenzaamheid’
Ideaalbeeld
Het idee hierbij is dat ieder individu een bepaald beeld heeft van een ideaal sociaal netwerk. Wanneer hier niet aan voldaan wordt dan ontstaat er een discrepantie tussen het gewenste en het behaalde netwerk, wat kan leiden tot gevoelens van eenzaamheid. De term ‘cognitief’ betekent hier dat het individu een eigen afweging maakt, een vergelijking tussen wens en werkelijkheid. Dat is een cognitief proces. De uitkomst van dat proces is dan een gevoel van eenzaamheid. Schematisch voorgesteld:
J. Rijks: naar Perlman en Peplau, 2019.
Nature of nurture
Bij deze theorie komt uiteraard ook aan bod hoe mensen bepaalde wensen ontwikkelen ten aanzien van de door hen gewenste vriendenkring. De vraag of er ook verwachtingen zijn die aangeboren zijn, dringt zich ook op. Een vraag die zich nauwelijks laat beantwoorden. Voor je het weet kom je dan terecht in een wereld van aangeleerde verwachtingen, door ervaringen in de kindertijd.
Sociale theorie
Het is een theorie die je zou verwachten binnen de psychologie, omdat het gaat over hoe een individu de eigen meest intieme werkelijkheid waardeert. Maar zodra het gaat over verwachtingen ten aanzien van het eigen netwerk sta je wel meteen midden in de sociologie, de wetenschap die zich bezig houdt met onderlinge relaties van mensen.
Wat is genoeg
Hoewel dus de cognitieve discrepantietheorie een heldere omschrijving lijkt te geven van wat eenzaamheid is, blijkt deze definitie te leiden tot een eindeloze zoektocht. Naar hoe mensen toch komen tot bepaalde wensen, hoe ze hun netwerk waarderen en hoe ze besluiten dat het ‘niet genoeg is’. Vooral wat voor een bepaald individu een realistische verwachting dan wel zou zijn, blijft een volstrekt open vraag.
Garber (1989) onderzocht de theorie en ontdekte dat mensen die zich eenzaam voelen, hogere verwachtingen hebben van vriendschappen en relaties dan niet-eenzame mensen. Waardoor het dus logisch is dat het voor hen lastiger is om aan die eisen te voldoen, waardoor ze zich eerder eenzaam voelen. Ze zegt er vervolgens terecht bij dat die conclusie kan komen doordat de vragenlijst meet wat ie meet…
Netwerkbenadering
De cognitieve discrepantietheorie is een vorm van een netwerkbenadering, een interactionistische visie. Volgens de sociale netwerkbenadering bepalen de dichtheid en homogeniteit van het netwerk of mensen eenzaam zijn. Eenzaamheid zou verminderd kunnen worden door ervoor te zorgen dat er voldoende nabije en gelijkgezinde personen om de eenzame heen staan.
De cognitieve discrepantietheorie van eenzaamheid leidt ertoe dat eenzaamheid gezien wordt als de resultante van een persoonlijke rationele afweging: het verschil tussen wens en werkelijkheid. Wie dat uitgangspunt hanteert zal, naast pogingen om het netwerk te vergroten, het bijstellen van wensen als mogelijke oplossing van eenzaamheid zien.
Oplossing
Inderdaad is veel van de aanpak van eenzaamheid gebaseerd op deze theorie. Er is zelf een naam voor het soort interventie dat dan wordt toegepast, namelijk: standaardverlaging. Iemand moet met behulp van een vrijwilliger of een professional maar leren minder veeleisend te zijn.
Of en zo ja hoe je andermans wensen zou kunnen bijstellen is een beetje een mysterie. Lastig is ook te bepalen wat een normale legitieme wens is, die om vervulling schreeuwt, en wat irreële verwachtingen zijn. En… wat is legitiem en niet-legitiem in de wens een relatie te hebben? Wie zal dat bepalen? Een hulpverlener?
Verklaring van onvermogen
Als deze theorie, dit uitganspunt, ertoe leidt dat mensen wordt verteld dat ze zich maar moeten aanpassen en de situatie leren accepteren, dan lijkt het eerder op een ontbreken van opties, op een verklaring van onvermogen, dan op hulpverlening.
Je ziet dat de theorie van waaruit je vertrekt, bepalend is voor de soort hulp die je denkt te kunnen inzetten.